Caresheet: Phyllobates bicolor (Duméril and Bibron 1841)

 

40-45 mm Grote gele tot oranjegele gifkikker. Het gehele lichaam is helder geel of oranjegeel van kleur met uitzondering van de achterpoten en onderarmen die in goudgeel met zwart of groen gespikkeld zijn bij een aantal populaties. De buikzijde kan uniform geel of oranjegeel zijn of daarbij verschillende hoeveelheden aan zwarte tekening hebben tot uniform zwarte buik. Doorgaans begint de zwarte tekening op de keel en kan bij verschillende populaties en individuen verder door naar de rest van de buik lopen. Jonge kikkers hebben een typische dorsolaterale streeptekening op een zwart lichaam, zoals bij de nauw verwante adulten van P. vittatus, P. lugubris of D. aurotaenia. Naar mate de kikkers ouder worden, neemt de hoeveelheid geel op de rug en flanken toe.

 

Geografische variatie:

Duidelijk verschillende varianten zijn de compleet gekleurde gele dieren en de variant met duidelijk zwarte poten, veelal voorzien van groene stippen, en zwarte buik.

 

Roep:

Een harde heldere kanarie achtige triller kenmerkend voor het hele genus  

 

Verspreiding:

De kikkertjes kunnen worden gevonden op de Westelijke flanken van de noordelijke delen in de Cordillera Occidental, Choco en Valle del Cauca in noordwest Colombia. De populaties zijn gevonden op 25 meter tot 1500 meter boven zeeniveau met de hoogst gelegen populaties rond de Rio Sipi.

 

Ecologie:

P. bicolor is een strikte bodembewoner en leeft op de heuvels in primair regenwoud rondom grotere beken of stroompjes. De bodem is hier behoorlijk vochtig en ligt bezaaid met afgevallen blad. Het klimaat wordt hier bepaald door de harde regens die langdurige perioden van bijna 100% luchtvochtigheid veroorzaken. De mannetjes zijn territoriaal en roepen veelvuldig. De legsels bestaan uit 10 tot ruim 25 eitjes, die tussen het afgevallen blad worden afgezet. De mannetjes houden de legseltjes vochtig en brengen de uitgekomen kikkervisjes allemaal tegelijk op hun rug naar een beekje. In het beekje worden de kikkervissen van vele mannetjes afgezet. De kikkervissen zijn omnivoor en niet kannibalistisch.

 

Het terrarium:

Deze soort dient men te houden in een zogenaamd oerwoudterrarium: vochtabsorberende bekleding met enkele stukken kienhout of eikenhout en een aantal planten zoals bromelia's e.d. Hoge vochtigheid is gewenst, dus regelmatig sproeien. Een terrarium van ca. 50 x 50 x 50 cm is voldoende voor een kleine kweekgroep.

 

Temperatuur:

Optimale temperatuur voor de terrariumpopulatie lijkt rond de 24-25°C te liggen.

 

Groepsgewijs/paarsgewijs:

Zowel groepsgewijs als paarsgewijs kunnen deze dieren gekweekt worden.

 

Eieren:

De eieren worden bij voorkeur in holletjes afgezet en komen na ongeveer twee weken uit. Legsels van 10-20 eieren zijn normaal.

 

Overige kweekinformatie:
Het zijn goede eters en een afwisselend menu van insecten, springstaarten, kleine krekels en wasmotten (zowel larven als de vlinders zelf) en weideplankton wordt op prijs gesteld. In de voortplantingstijd zullen de mannetjes dan hun roep laten horen: en schril onderbroken gefluit.
De larven metamorfoseren na 40-50 dagen. De jongen zijn zeer vraatzuchtig en hebben grote hoeveelheden afwisselend voer nodig. Geslachtsrijp na ongeveer 1,5 jaar.

 

Bron: DN