Care sheet: Dendrobates leucomelas
Dendrobates leucomelas (Steindachner 1864)
30-40mm grootte zwart met gele tot oranje kikker. De gele of oranje tekening bestaat uit drie banden die dwars over het lichaam van de kikkers lopen op de kop, ter hoogte van de voorpoten en ter hoogte van de achterpoten. De banden lopen door op de voor en achterpoten. De gele banden zijn meestal bezaaid met zwarte stippen, die de banden kunnen doen vervallen tot een netpatroon van gele lijnen. Het aantal zwarte stippen wordt talrijker met de leeftijd van de kikkers. Mannetjes hebben een hartvormig vergrootte hechtschijf aan de vingers en zijn iets kleiner dan vrouwtjes.
Geografisch variatie:
De populaties verschillen in de hoeveelheid zwarte stippen in de gele banden en de kleur van de banden loopt in enkele populaties naar oranje toe. De drie banden in sommige populaties zijn geheel met elkaar vergroeid en laten een geheel genete zwart geel gekleurd patroon achter. Variatie binnen de populaties
is groot met betrekking tot de helderheid van de gele kleur, die bij sommige individuen per populatie haast oranje kan zijn. Een enkele populatie heeft metallic groene tenen en vingers, die in de hobby bekend staan als groene leucomelas. Er zijn ook geheel geel groene kikkers gevonden.
Roep:
Een 10 tot 15 seconden lange heldere relatief langzame triller
Verspreiding:
Het Guyana Schild ten zuiden van de Orinoco rivier in Venezuela en Brits Guyana tot aan de Essequibo rivier. Het noorden van Brazilie (Rio Soco, Ilha Maraca en de Tepequem tepui. De verspreiding van de soort strekt zich uit richting het zuidoosten van Venezuela en aangrenzende gebieden in Colombia tot op 800 meter boven zeeniveau.
Ecologie:
De kikkers worden gevonden in zeer natte regenwouden tot granieten bergen waarop ze in de enorme bromelias leven. Op deze granieten bergen koelt de temperatuur af naar zeker 15 graden en kan het overdag gemakkelijk erg warm worden (meer dan 40 graden). De kikkers kunnen zich hier handhaven door zich terug te trekken in bromelias en ander granieten rotsblokken. De legsels bestaan uit 5 tot 10 eieren en worden door het mannetje verzorgd. De kikkervissen worden door het mannetje afgezet in poeltjes in boomholtes of bladoksels van grote bromlias. De kikkervissen zijn omnivoor en kunnen kannibalistisch zijn op kleinere soortgenoten.
Het terrarium:
Voor een groep van 4-5 volwassen dieren is een terrarium van 60 x 60 x 40 cm wel een minimum, maar groter is beter, zeker als men van plan is met deze soort te kweken. Het terrarium kan men inrichten met vochtvasthoudend materiaal op de wanden en de bodem en afwerken met stukken kienhout of eikenstobben en enige planten als bromelia’s.
Temperatuur:
Deze soort is erg warmtebehoeftig, 25-28°C lijkt de aangewezen temperatuur. Tot zo’n 32°C kunnen ze echter goed verdragen zolang dat niet dag en nacht aanhoudt.
Groepsgewijs/paarsgewijs:
Zowel paarsgewijs als groepsgewijs is voor het houden en kweken van deze dieren goed mogelijk.
Eieren:
5 tot 10 per legsel
Overige kweekinformatie:
Middels sproeien kan men drogere en nattere perioden nabootsen. Opgroeiende en volwassen D.leucomelas hebben grote hoeveelheden voedsel nodig. Naast fruitvliegen, die van tijd tot tijd met een
vitamine-kalk-preparaat bestrooid dienen te worden, zijn kleine krekels, wasmotten en hun larven en weideplankton een goede aanvulling. Heeft men aan deze voorwaarden voldaan, dan komen de dieren spoedig tot voortplanting, als men tenminste mannetjes en vrouwtjes heeft. Duidelijke uiterlijke geslachtskenmerken zijn er niet. De grote van de hechtschijfjes aan de tenen zegt niets over het geslacht. Wel zijn vrouwtjes bij gelijke ouderdom en goede voedering altijd groter en ronder dan de mannetjes. Mannetjes zijn vaak wat meer oranjeachtig van kleur, maar er is veel variatie tussen de populaties en
dit is dus ook geen bruikbaar kenmerk. Het enige duidelijke geslachtskenmerk is de baltsroep van het mannetje: een 10 to 15 seconden durende triller. De mannetjes roepen bij voorkeur vanuit hun verborgen voorkeursplaats. Als een vrouwtje hierop ingaat, leidt het mannetje haar naar de afzetplaats. In het
terrarium zijn petrischaaltjes onder een halve kokosnootdop hiervoor uitermate geschikt. Ze zetten hierin graag hun eieren af, 5-10 in getal, ca. 4 mm groot in een massa gelei. Maar ook worden eieren afgezet in bladoksels van bromelia’s en dergelijke biotopen. De eieren worden vervolgens door het mannetje alleen
bewaakt en verzorgd. Bij een temperatuur van ca. 25’C komen de eieren na 14-17 dagen uit. Het mannetje neemt dan de larven een voor een op de rug en zet ze af in het water. Dit kan een met water gevulde oksel van een bromeliablad zijn, maar ook het waterdeel in het terrarium of een klein waterbakje tussen de
planten. Dan houdt ook de zorg van het mannetje op. Het beste kan men dan de larven uit het terrarium halen om verder op te kweken. Sommige larven zijn kannibalistisch, andere die vanaf het begin bij elkaar zijn opgegroeid in een ruime hoeveelheid water niet. Bij goede voedering rnet zowel plantaardig als dierlijk voedsel (visvoer, watervlooien, zwarte muggenlarven!) groeien ze snel. Na ongeveer zes weken komen de achterpoten door en drie weken later ook de voorpoten. Enkele dagen later klimmen de dieren dan aan land. Als de staart volledig geabsorbeerd is zijn ook de kleuren reeds goed zichtbaar. Het beste kan men de jonge kikkers in kleine groepjes in kleinere terraria opkweken. Ze eten meteen kleine fruitvliegen en stofkrekels, maar zijn ook dol op springstaartjes. Houdt er rekening mee dat het grote eters zijn! Na een klein jaar worden ze geslachtsrijp en kunnen ze al weer voor een nieuwe generatie zorgen.
Bron: DN